Fictieve Landen
Advertisement
TOIII

De Derde Thyssalonische oorlog was een oorlog die woedde van 2 juli 1939 tot 27 januari 1946 tussen Thyssalonië en een paar andere grotere Jamannse naties.

Oorzaak[]

De crisis van de jaren dertig[]

Na de bankencrash van Thyssalonië begin 1932 was het hele land in crisis. De economie stortte ineen en het hele land verarmde. De toenmalige premier van het land, Tremen Alzakis, was ook de Tweede Thyssalonische oorlog nog niet vergeten. Na deze oorlog werd in een verdrag vastgelegd dat Thyssalonië vrije handel moest voeren met zijn buurlanden. Nu de hele Thyssalonische economie echter was ingestort, verbrak de natie het verdrag zonder het zelf te willen. Dit werd niet positief onthaald door onder andere het Groot-Nirrerijk. De eerste stap naar een nieuwe oorlog was toen reeds gezet.

De TFP aan de macht[]

In het najaar van '32 kwam een nieuwe partij aan de macht; de conservatieve partij van Alzakis werd met een verpletterende meerderheid verslagen door de TFP, de Fascistische Thyssalonische Partij, met aan het hoofd Dolor Servir. Servir beloofde de economie te redden, hoofdzakelijk door de Thyssalonische Safluïden, die volgens hem samen met de 'buitenlanders' de oorzaak waren van de crisis, eerst uit te pluimen en daarna te vervolgen. Tegen 1937 had Servir meer dan de helft van de Safluïden in Thyssalonië om het leven gebracht. Hij voerde een waar schrikbewind, maar kreeg door zijn uitstraling het hele volk achter zich. Het feit dat de economie er terug op vooruit ging, hielp zijn populariteit alleen maar vooruit.

Steun van Jeromsen[]

Eind 1938 kreeg Servir steun van de Jeromse maarschalk Gerald Queryl. Queryl werd in zijn land gezien als de absolute leider, nadat hij de laatste Jeromse koning Harald VII om het leven gebracht had. De maarschalk voelde zich echter bedreigd door Bergstein, dat de revolutie in Jeromsen afkeurde (de toenmalige keizer van Bergstein, Ferdinand-Lodewijk II, was de neef van Harald VII) en dat al meermaals had laten blijken indien nodig een gewapend conflict met Jeromsen te beginnen. Hij vond steun bij Servir.

Het begin van de oorlog[]

Thimage

Theunacanen proberen tevergeefs hun grenzen te beschermen

Thyssalonië valt Theunaca binnen[]

Door de versterking van Jeromsen voelt Servir zich nu sterk genoeg om een gewapende oorlog te beginnen. Hij besluit Theunaca binnen te vallen, om zo eerst alle Theunacaanse Safluïden om te brengen en vervolgens door te dringen tot in het Groot-Nirrerijk. Op 1 juli 1939 valt het Thyssalonische leger onder leiding van veldmaarschalk Fudyor Lapis, tevens ook vooraanstaand lid van de TFP, Theunaca binnen via de Stellerpas, gelegen in het Brudergebergte op de grens van Thyssalonië en Theunaca. De Theunacaanse overheid rapporteert dit aan bondgenoot Groot-Nirrerijk en vraagt om hulp. De volgende dag verklaren Theunaca en het Groot-Nirrerijk Thyssalonië de oorlog. Het antwoord laat niet lang op zich wachten. Thyssalonië verklaart het Groot-Nirrerijk, Theunaca en Bergstein de oorlog. Bergstein benut deze kans, verklaart de oorlog aan Thyssalonië en Jeromsen en valt Jeromsen via het noorden binnen.

Het front wordt gevormd[]

In de grensstreek tussen Thyssalonië en het Groot-Nirrerijk raken de beide legers slaags. De Thyssaloniërs slagen er in bepaalde gebieden in het land tot vijftig kilometer ver binnen te dringen. Op het zelfde ogenblik, nog altijd in het najaar van '39, veroveren de Thyssaloniërs bijna heel Theunaca. Theunaca ziet zich genoodzaakt te capituleren. Ook verovert Bergstein hele gebieden van Jeromsen, tot dan toe de enige geallieerde partij met een beetje vooruitgang. Queryl slaat echter terug en weet bijna het hele gebied te heroveren. Lapis, die op dat moment wegens de capitulatie van Theunaca met zijn legers aan de grens met het Groot-Nirrerijk gelegerd is, komt tegenover het leger van Bonus Von Paxegem te staan, de toenmalige veldmaarschalk (officiële term in het GN is opperhofmeester) van het Groot-Nirrerijk te staan. De oprukkende Thyssaloniërs worden tot stilstand gebracht in de buurt van Hanenberg.

Imageso

Nirriaanse soldaten rond Cent

Het Rafynnse Rijk in de oorlog[]

Begin 1940 verklaart aloude bondgenoot van het Groot-Nirrerijk, het Rafynnse Rijk, de oorlog aan Thyssalonië en Jeromsen. Onder leiding van generaal Ferdinand Wachel trachten de Rafynnen Theunaca te bevrijden. Dit lukt gedeeltelijk, tegen het voorjaar is Oost-Theunaca bevrijd. De Rafynnse troepen stranden echter op zo'n dertig kilometer van de hoofdstad Sebe.

De grote veldslagen van 1942-1945[]

De Slag rond Sebe[]

In de winter van 1941 op 1942 besluiten de Nirrianen hulp te verlenen aan de Rafynnen, die reeds een halfjaar de Thyssalonische opmars in Theunaca tracht te stutten. Wachel krijgt hulp van Nirriaans generaal Diedrich Von Achen. De samengevoegde legers rukken op naar Sebe. Drie maanden en bijna vijfhonderdduizend slachtoffers later valt de stad uiteindelijk terug in de handen van de geallieerden. Sebe zou voor eens en voor altijd bevrijd zijn van de Thyssaloniërs. De Rafynnen besluiten het westen van Theunaca te heroveren. Von Achen volgt hier niet in en er ontstaat onenigheid. Uiteindelijk gaan de Rafynnen alleen verder, iets wat hen duur zal komen te staan. Bijna de helft van het leger komt om de daaropvolgende weken. Maar uiteindelijk wordt heel Theunaca officieel bevrijd in het najaar van 1943, bijna twee jaar na het begin van het geallieerde offensief.

De slag rond Oldarce[]

Begin 1943 werd door de geallieerden een tegenoffensief begonnen om het omstreden gebied rond de stad Oldarce, het huidige Ost Thyssalonia, te heroveren. Onder leiding van een onbekende Nirriaanse kolonel die tijdens het offensief sneuvelde, werden de Thyssaloniërs, die een heel gebied veroverd hadden, in een tangbeweging omsingeld en afgeslacht. Meer dan tweehonderdduizend Thyssaloniërs vonden er hun laatste rustplaats. Toen Oldarce diezelfde zomer veroverd werd, stuurde Von Paxegem generaal Liessing in 1944 met enkele paracommandotroepen het Thyssalonische binnenland in, met als doel delen van dat land te verkennen om later te kunnen veroveren. Liessing, die reeds in de tweede Thyssalonische oorlog gediend had, raakte met zijn troepen tot in Wasserburg, waar ze ontdekt en genadeloos afgeslacht werden.

De uiteindelijke verovering van Noord-Jeromsen[]

In het najaar van 1943 hadden zowel de Jeromsen als de Bergsteiners zich in het grensgebied van Bergstein met Jeromsen ingegraven. Er was als het ware een soort loopgravenoorlog ontstaan, en geen enkele partij kwam een meter vooruit. De Bergsteiners waren beter bewapend en in de meerderheid, maar eveneens overtuigde anarchisten, waardoor niemand de werkelijke macht uitoefende. Uiteindelijk slaagde de koning er toch in zijn mannen gehoorzaam te krijgen en er werd een offensief voorbereid. In de winter van 1943 op 1944 trokken de Bergsteiners zich onverwachts terug. De Jeromsen, die verkeerdelijk begrepen dat Bergstein zou capituleren, marcheerden zonder angst de grens over. Dertig kilometer verder echter stuitten ze op een enorme, bijna onverbreekbare verdedigingslinie met zwaar artilleriegeschut. De Jeromsen werden genadeloos in de pan gehakt en teruggedrongen. In het voorjaar van 1944 was heel noord-Jeromsen in handen van Bergstein.

De slag rond Cent[]

Tegen het voorjaar van 1945 waren de Centralen bijna overal verdreven, behalve in de streek rond de Nirriaanse stad Cent. Het plan van de Thyssaloniërs was om hier een bolwerk te vormen, en, eens men genoeg gemobiliseerd was, een onverwachts offensief te doen in alle richtingen. Deze tactiek wordt ook wel 'Lapis' bom' genoemd. Dankzij de NSP echter werden de geallieerden hiervan tijdelijk op de hoogte gesteld. Theodoor Von Bellum, de Nirriaanse generaal die bij Cent gelegerd was, besloot het Thyssalonisch bolwerk van alle kanten bezet te houden, om zo te voorkomen dat men het van soldaten, eten en munitie kon voorzien. Twee maanden werd de streek rond Cent belegerd, totdat de Thyssaloniërs een plotse uitval deden. Een bloedige slag volgde, die uiteindelijk tot gevolg had dat de Thyssaloniërs zich definitief moesten terugtrekken uit het Groot-Nirrerijk.

Jeimage

Landschap in Jeromsen juist na de oorlog (1946)

Het Einde[]

Jeromsen capituleert[]

In november 1945 geeft het sterk verzwakte Jeromsen zich over. Het bereikt een overeenkomst met Bergstein, dat zich vervolgens ook uit de oorlog terugtrekt: Noord-Jeromsen wordt aan Bergstein gegeven als grondgebied en Queryl wordt verplicht af te treden. De Democratische Republiek Jeromsen wordt gevormd. Dit heeft als gevolg dat Thyssalonië alleen in de strijd komt te staan. De natie, die op dat moment sterk verzwakt is, probeert nog een paar vergeefse offensieven te doen, maar ziet zich genoodzaakt zich overal terug te trekken.

Thyssalonië capituleert[]

Ondanks de grote verliezen weigert Servir zich over te geven. Tegen december 1945 is Thyssalonië niet meer dan alleen nog een klein gebiedje rond de hoofdstad Arce. Eind december bereiken de geallieerden de stad zelf. Toch wil Servir van geen wijken weten. Uiteindelijk capituleert Lapis, zonder medeweten van Servir. Dit wordt als de officiële capitulatie van Thyssalonië gezien. Servir echter is razend, en hij en een paar van zijn vertrouwelingen weigeren de capitulatie te ondertekenen. Wanneer Von Paxegem een uitleveringsbevel voor Servir aan Lapis overhandigt, schiet de dictator zich door het hoofd. De oorlog is voorbij.

Gevolgen[]

De TFP wordt berecht en als een criminele organisatie bestempeld. Ook de partijstaf wordt veroordeeld. Enkelen wacht de doodstraf, anderen, zoals Lapis, die tijdig gecapituleerd hebben, krijgen levenslang. Thyssalonië moet delen van Thyssalonisch-Ost-Thyssalonia, een deel van Thyssalonisch Henneburg, en het eiland Preval aan het Groot-Nirrerijk afstaan. Theunaca wordt officieel als natie hersteld en krijgt er een voormalige Thyssalonische provincie bij. Bovenal moet Thyssalonië plechtig beloven en ondertekenen nooit nog vrijwillig een oorlog te beginnen. De Thyssalonische monarchie, die Servir omvergeworpen had, wordt hersteld en Kõsik Rügr wordt aangesteld als premier. Tot op heden heerst er nog altijd vrede tussen de naties op zuid-oost Jamann.

Advertisement